zondag 22 februari 2015

kennismaking met de dood

We gingen bij mijn grootvader naar binnen. Ik had een veertje in mijn handen. Ik wou het niet loslaten. Binnen hoorden we een vrouwenstem die Anna riep. De vrouw vroeg of ik bij op wou komen. Ik aarzelde om te gaan, omdat ik net ervoor het in mijn broek had gedaan, maar ben dan toch gegaan. De vrouw die ons riep stond aan grootvader zijn bed. Ze stelde haar voor het was mijn tante Nelly die daar stond. ze wou mij een hand geven en na lang aandringen heb ik deze dan gegeven. Het veertje in mijn handen viel op de grond. Mijn tante raapte het veertje op en gaf het meteen weer aan mij. Ze zag dat ik gefascineerd was door vogels en toen mijn moeder tegen haar vader begon over wat hij tegen iedereen verteld, ging tante mij de vogels. Ik had nog nooit zoveel vogels en ze waren zeer kleurrijk. Ik was er wild van en was in het rond aan het sprongen en de vogels in de kooi werden ook wild. Ze fladderden vrolijk in het rond. Op de achtergrond hoorde ik mama ruzie maken met grootvader op de achtergrond. Al snel stond ik alleen aan de kooi. Ik merkte dat er een deurtje was en dat ik bij de vogels kon. Ik deed het deurtje open en stapte binnen in de grote kooi. Ik begon in het rond te lopen en aan de struiken te schudden en begon stofwolken te maken. De veren vlogen in het rond. Het was zeer mooi om te zien. Ik was een paar veren aan het oprapen toen ik een vogel hevig hoorde fladderen. Hij leek vast te zitten. Ik pakte het vogeltje en het begon te fladderen tot het plots stopte. Ik gooide het vogelde nog in de lucht, maar het wou niet vliegen. Ik ging met het vogeltje uit de kooi naar buiten. Ik zei tegen tante Nelly en mama dat ik het vogeltje kapot had gemaakt. Ze stonden met de tranen in de ogen en op lag met zijn ogen toe en zijn handen gevouwen in zijn bed. Hij bleek dood te zijn. Na drie jaar mocht ik voor het eerst mee naar het kerkhof. Ik was zes jaar nu en moest binnenkort naar school. Mama had mij al een paar keer getoond hoe ik daar moest geraken. Op het kerkhof zag ik weer dingen die nieuw waren voor mij. We stopten aan het graf van oma en opa en ik vroeg wie de twee mensen op de foto waren. Mama zei dat opa en oma hier dood lagen begraven. Ik wist niet wat dood was. Mama zei dat je dan slaapt en niet meer ademt en droomt. Toen we weg gingen stopte ik bij een ander graf. Ik vroeg of het een engel was, maar mama zei dat het een kindje was die een engel is geworden. Ik wou nu ook dood zijn. Ik probeerde in mijn bed stoppen met ademen en sloot mijn ogen, maar ik was niet dood. Toen we aan tafel aan het eten waren sloeg mijn mama een vlieg dood en ze wou dat ik hem wegdeed in de vuilbak. Ik ging naar de vuilbak, maar stopte de vlieg in mijn broekzak. Na het eten ging ik de vlieg gaan bestuderen op mijn kamer. Ik trok zijn vleugels uit en legde ze in mijn kleurdoos onder de potloden. Ik ging de vlieg gaan begraven in één van de bloempotten. Tot plots een vlinder binnenkwam vliegen. Mijn aandacht ging nu volledig naar hem. Ik raakte bezeten van vleugels en doodde veel insecten en stopte hun vleugels onder mijn potloden. Ik had ook de vleugels van de vlinder ondertussen in mijn collectie. Het was tijd om naar school te gaan. Ik moest daar leren schrijven, maar het lukte mij maar niet. De meester liet dit in mijn agenda schrijven. Mama was hier kwaad om en liet mij de ganse avond oefenen op schrijven. Toen ik genoeg had van het oefenen, liep ik weg van tafel naar mijn kamer. Ik ging op mijn bed liggen roepend dat ik dood wil.

2 opmerkingen:

  1. Dit boek speelt zich voornamelijk af bij Arend thuis en op school. Deze omgevingen hebben niet echt een symbolische betekenis. Het waren allebei plaatsen waar hij niet graag was, hij was enkel graag thuis als zijn moeder er niet was. En op school werd hij gepest dus daar wou hij al zeker niet naartoe.

    De titel van het boek ‘Arend’, is de naam van het hoofdpersonage waarvan we zijn leven volgen van tijdens de zwangerschap tot hij dood gaat. Zelf zou ik mijn kind nooit Arend noemen, maar in dit boek heeft het natuurlijk een betekenis. Arend is gefascineerd door vogels, vooral door hun vleugels en de manier waarop ze vliegen. Hij heeft een collectie met vleugels van dode beesten. Hans geeft hem op het einde van het boek vleugels, die Hans zelf in elkaar heeft geknutseld. De veren waren arendveren. De vleugels waarmee hij op het einde uit het raam springt om te kunnen vliegen, hij vliegt naar waar hij wilt, naar de dood.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Zelf zou ik mijn kind ook nooit Arend noemen. Hier verwijst het als van bij het begin naar zijn fascinatie voor vogels. Ik vond het maar bizar dat dit het enigste was dat hem kon boeien op deze wereld. Zijn hobby, verzamelen van vleugels, vond ik ook maar iets apart. Jammer dat die vleugels uiteindelijk tot zijn dood leiden, maar zijn enigste droom die hij had is wel kunnen uitkomen zo. Hij heeft eens kunnen vliegen voor even. Het is wel een beetje een akelige gedachte als je er zo over moet denken dat hij zijn droom heeft kunnen waarmaken.

    BeantwoordenVerwijderen